Waterkwaliteit Paterswoldsemeer
Het Paterswoldsemeer maakt deel uit van het stroomgebied (In een stroomgebied loopt al het oppervlakte water via stromen, beken, sloten, kanalen, rivieren en andere waterstromen via 1 plek naar zee) Rijn-Noord. Het is een van de vijftien vastgestelde KRW (De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren aan bepaalde eisen moet voldoen.)-waterlichamen (Oppervlaktewaterlichamen zijn de rivieren, sloten, kanalen en meren. De zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater is een van de taken van een waterschap.) in het beheergebied (Het gebied waar het waterschap voor het waterbeheer zorgt.) van Noorderzijlvest. Het Paterswoldsemeer is een KRW-waterlichaam, omdat het meer zelf een oppervlakte heeft van meer dan 50 hectare.
Op basis van de ontstaansgeschiedenis en de fysieke, chemische en biologische parameters is het Paterswoldsemeer bestempeld als een matig grote, ondiepe laagveenplas.
Het Paterswoldsemeer heeft de status ‘sterk veranderd’, omdat er in het verleden ingrepen zijn gedaan die onomkeerbaar zijn. Daardoor is een terugkeer naar de oorspronkelijke situatie niet meer haalbaar. Het meer heeft een sterk recreatieve functie en heeft daarmee een belangrijke functie voor stad en omgeving. Met de onomkeerbare ingrepen en de huidige functies is bij het afleiden van de doelen in 2008 rekening gehouden en zijn de doelen naar beneden bijgesteld.
Elke zes jaar kunnen de doelen op basis van de nieuwste inzichten en ontwikkelingen, mits goed onderbouwd, worden bijgesteld. Daarom wordt nu samen met verschillende belangengroepen bekeken wat haalbaar is voor het Paterswoldsemeer.
Ja, typeringen kunnen net als de doelen, mits goed onderbouwd, worden aangepast. In het geval van het Paterswoldsemeer is een matig grote, ondiepe laagveenplas (M27 (Is een Kaderrichtlijn Water classificatie voor een 'matig grote ondiepe laagveenplas'. Ieder KRW-waterlichaam wordt ingedeeld in een categorie. Elke categorie heeft een code met daarbij behorende beschrijving.)) echter de beste typering. Het meer heeft wat kenmerken van een ondiepe (matig grote) gebufferde plas (M14), maar de landelijke doelen voor dit type verschillen niet veel van de doelen voor het type M27. Daardoor zou je met het verrekenen van de effecten van de onomkeerbare ingrepen en van de huidige functies op dezelfde doelen uitkomen. En voor hetzelfde vraagstuk komen te staan, namelijk waar in het meer mogen wel en waar mogen geen waterplanten staan.
Voor elke Kaderrrichtlijn Water waterlichaam, waaronder het Paterswoldsemeer, wordt een Water Systeem Analyse (WSA) gemaakt. Zo’n analyse vertelt ons wat de kwaliteit van het watersysteem (Een geografisch afgebakend (een grens trekken), samenhangend en functionerend geheel van oppervlakte- en grondwater. Plus de daarbij horende waterbouwwerken, levensgemeenschappen, processen en relaties met de omgeving.) is en hoe deze is te verbeteren. Een goede watersysteemanalyse maakt duidelijk aan welke knoppen het best gedraaid kan worden om een verbetering te realiseren. Ook wordt inzichtelijk welke obstakels er eventueel nog zijn om de KRW (De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren aan bepaalde eisen moet voldoen.)-doelen te halen. Voor het Paterswoldsemeer is in 2019 een nieuwe Water Systeem Analyse gemaakt.
De Kaderrichtlijn Water vraagt om een beoordeling van de waterkwaliteit op het niveau van de kwaliteitselementen. Voor het Paterswoldsemeer worden de fysisch chemische en alle vier de biologische kwaliteitselementen gemonitord. Uit metingen in 2019 zien we dat de algemeen fysische chemie (fosfor, stikstof, zoutgehalte, temperatuur, zuurgraad, zuurstofverzadiging en doorzicht) al grotendeels op orde is. De biologische elementen (kleine waterbeestjes, overige waterflora, vis, algen) nog niet.
Er is een combinatie van maatregelen nodig die zorgen voor betere doorstroming, het verminderen van nutriënten (Voedingsstoffen die nodig zijn voor de groei en de instandhouding van eendieren, schimmels, planten, algen en bacteriën. Zoals stikstof en fosfaat), het verbeteren van de doorzicht en het creëren van plekken voor vissen en macrofauna (In het water levende kleine dieren, zoals slakken, libellen- en muggenlarven en kokerjuffers.). De meest effectieve (effectief=doeltreffend) maatregelen worden eerst uitgevoerd. Er zijn echter meerdere wegen die naar Rome leiden. Met o.a. behulp van een ecologisch (Onderzoek naar de samenstelling van planten en de dieren) systeemmodel (PCLake model) kunnen we goed doorrekenen welke maatregelen effect hebben en hoe maatregelen elkaar versterken.
De grootste verbeterpunten zijn het verlagen van de nutriëntenbelasting en het verhogen van de draagkracht van het meer. De nutriëntenbelasting is de hoeveelheid voedingsstoffen die via het meer binnenkomen, en uit de bodem komen. Als er veel voedingsstoffen zijn, dan winnen de algen het van de waterplanten. De oplossing voor het verhogen van de draagkracht zit ‘m vooral in het creëren van ondiepe zones met flauwe oevers (Een rand van een kanaal, rivier of meer.) op plekken in, buiten of langs het meer waar dat mogelijk is vanuit de gebruikersfuncties. In dergelijke zones valt, als gevolg van de geringe diepte, toch nog voldoende licht op de bodem voor waterplanten en door de flauwe oevers kunnen de oeverplanten breeduit groeien. De water- en oeverplanten nemen nutriënten (Voedingsstoffen die nodig zijn voor de groei en de instandhouding van eendieren, schimmels, planten, algen en bacteriën. Zoals stikstof en fosfaat) op, beperken de opwerveling van slib en zijn vooral voor de snoek een belangrijk paai- en opgroeigebied. Vanuit de vegetatie jaagt de snoek op watervlooi-etende en bodemwoelende vissen. Watervlooien filteren op hun beurt weer algen uit het water. Via al deze schakels dragen ondiepe zones bij aan helder water en zorgen ze ervoor dat het meer bestand is tegen een hogere belasting aan voedingstoffen.
Dit lijkt inderdaad tegenstrijdig. Dit komt doordat de zwemwaterkwaliteit op andere parameters beoordeeld wordt dan de ecologische waterkwaliteit. De zwemwaterkwaliteit wordt op grond van de Europese zwemwaterrichtlijn beoordeeld op basis van de concentraties van poepbacteriën: Escherichia coli (E.coli) en intestinale enterococcen. In verband met de zwemwaterkwaliteit wordt wel gekeken naar de hoeveelheid blauwalgen (en worden indien nodig maatregelen getroffen, zoals het instellen van een zwemverbod) maar de blauwalgen tellen niet mee in de officiële beoordeling. Bij de beoordeling van de ecologische waterkwaliteit voor de Kaderrichtlijn Water is het net andersom: poepbacteriën tellen niet mee, maar blauwalgen wel. En de ecologische waterkwaliteit wordt ook nog op meer parameters beoordeeld.